Skip to content
Home » Voorlichting » Welke raad geven wij gemeenten?

Welke raad geven wij gemeenten?

JorisMeerroker750 shutterstock_705038176

Hoewel de ambtenaren en de politiek in steeds meer gemeenten te maken krijgen met klachten wegens houtrookoverlast, is de houding ten aanzien van dit probleem doorgaans zeer lankmoedig te noemen. Gemeenten hebben geen trek om in te grijpen of verschuilen zich achter de gebrekkigheid van de landelijke wetgeving.

Gezien de enorme gevaren voor de volksgezondheid en de leefbaarheid in woonwijken, maar ook omdat stookoverlast een bedreiging is voor de onderlinge cohesie in de buurten, zouden gemeente proactief in actie moeten komen. Het kan immers nog heel lang duren voordat de wetgeving waarachter zij zich verschuilen in Den Haag wordt aangepast.

Tips en bijzonderheden voor gemeenten:.

1. Falende wetgeving en APV

Gedupeerden zijn nauwelijks wettelijk beschermd. In Bouwbesluit-artikel 7.22 staat: onaanvaardbare rookoverlast veroorzaken is verboden. Omdat normen ontbreken, wijzen gemeenten handhaving vaak bij voorbaat af. Dit leidt immers meestal tot een rechtsgang, die niet zelden negatief uitvalt voor gedupeerden/gemeenten. Handhaving geeft daarentegen wél het signaal af dat de gemeente opkomt voor gedupeerden. De gemeente heeft bovendien de morele plicht de gezondheid van haar inwoners te beschermen en zou dus alleen om deze reden níet de kant van de veroorzaker moeten kiezen.

Het is slechts beperkt mogelijk aanvullende maatregelen te nemen binnen de plaatselijke APV. Immers, in zijn algemeenheid mag lokale regelgeving de landelijke wetten niet “overrulen”. Overigens taxeert Johan Vollenbroek van Mobilisation for the Environment (MOB) dat gemeenten op basis van artikel 149 Gemeentewet wel degelijk de autonome bevoegdheid hebben om regels te stellen binnen de APV. Hij stelt in een brief aan gemeenten dat overheden die dit nalaten “mede-verantwoordelijk zijn voor gezondheidsschade”.

Gemeenten dienen te beseffen dat een deel van de kachelbezitters clandestien afval en bewerkt hout verbrandt, zeker nu in steeds meer gemeenten voor afvalafvoer per gewicht betaald moet worden. Kachels zijn dus potentieel verspreiders van extra giftige stoffen. Controle op wat er verbrand wordt, is nauwelijks mogelijk, omdat gemeenten geen/beperkt regels mogen stellen die ingrijpen “achter de voordeur” van hun inwoners..

2. Neem gedupeerden serieus

Lang zijn houtrookgedupeerden weggezet als vervelende zeurpieten. In veel wijken is de laatste jaren sprake van een cumulatie van houtstook binnen en buiten. Het probleem groeit zienderogen. Het aantal kachels groeit vanwege stijgende energiekosten en onzekerheid over een gasloze toekomst. Installaties voor buitengebruik (tuinen) zijn in de vorm van vuurkorven, vuurschalen, brandtonnen, buitenkachels en buitenovens momenteel zeer in trek.

Uit lokale onderzoeken blijkt dat tenminste 30 procent van de Nederlanders nu al houtrookoverlast ervaart. In polls spreekt 53 procent van de mensen (Luchtfonds, Opinie over houtstook, oktober 2021) zich uit vóór een (vrijwel) algeheel verbod op het stoken van hout. Dit zijn cijfers die overheden niet kunnen negeren en ertoe moeten bewegen gedupeerden uiterst serieus te nemen. Gemeenten kunnen dit (ook) doen door via eigen kanalen intensief te wijzen op de gevaren van stook..

3. Gezondheid en leefbaarheid

Houtstook vormt een directe bedreiging voor de hyperlokale gezondheid/leefbaarheid. Houtrook dringt diep door in de woonomgeving; tot woonkamers, slaapkamers en babykamers toe. Zeker bij pasgeborenen kan dit directe gezondheidsschade veroorzaken. Duizenden longpatiënten worden bovendien elk jaar opgenomen in het ziekenhuis als direct gevolg van houtstook.

Op grond van internationale cijfers kan het aantal vroegtijdige dodelijke slachtoffers door houtstook in ons land gesteld worden op zeker 900 tot 2700 per jaar, aldus professor Lars Hein van de WUR in 2018. Hij hanteert overigens tegenwoordig het cijfer van minimaal 3000 doden jaarlijks. Dit laatste betekent voor gemeenten een sterfte van bijna twee mensen (1,72) per 10.000 inwoners.

De Wereldgezondheidsorganisatie WHO stelt zich op het standpunt dat particuliere hout- en kolenstook in alle dichtbevolkte gebieden, waartoe heel Nederland behoort, totaal aan banden gelegd zou moeten worden. Gemeenten, hoeders van de lokale leefbaarheid, zouden zich dit in het bijzonder moeten aantrekken..

4. Loskoppeling van fijnstofbeleid

Als ze al een beleid hebben op het gebied van houtstook, integreren veel gemeenten het als bijzaak in een algeheel lokaal beleid om fijnstof te bestrijden. Aangezien houtrookoverlast zich hyperlokaal (wijken, straten, woonblokken) zeer direct en indringend manifesteert, moet het worden behandeld als een acuut gevaar voor de leefbaarheid/gezondheid en verdient het dus een aparte en gerichte aanpak. Het verdient dus aanbeveling binnen het domein Gezondheid apart beleid voor houtstook te ontwikkelen binnen de beperkingen van de huidige landelijke wetgeving..

5. Hyperlokaal onderzoek

Data over de mate van verontreiniging bij hyperlokale houtrookoverlast zijn beperkt. Het RIVM luidde hierover onlangs nog de noodklok: het rijksinstituut oordeelt dat volstrekt onvoldoende gegevens bekend zijn over de (gezondheids)effecten van houtrook in tuinen, woonkamers en slaapkamers, zowel van stokers als stookgedupeerden. In maart 2021 is een onderzoek gestart om meer zicht op deze materie te krijgen; de uitkomsten worden voorjaar 2022 verwacht

Het aandeel houtstook als hoofdverwarming was in ons land in 2018 slechts 1,6 procent, maar sterk groeiende. Nu al geeft dit op veel plekken in ons land 24 uur per dag (ernstige) overlast. Gezien de verwachte toename van houtstook als hoofdbron, neemt de overheid bij het ontbreken van adequate regelgeving én gebrek aan zicht op de schadelijke effecten potentieel enorme gezondheidsrisico’s. Voorzien kan worden dat burgers voor geleden schade in de toekomst overheden aansprakelijk zullen stellen.

Gemeenten kunnen, in samenwerking met experts, eigen onderzoek verrichten in buurten en straten waar de problematiek ernstige vormen heeft aangenomen, indien zulks uit klachten naar voren komt. Zodoende komt er beter zicht op de directe verontreiniging, de effecten voor de volksgezondheid en de leefbaarheid en de luchtkwaliteit in wijken en straten. Ook onderzoek in tuinen en huizen van gedupeerden en stokers is dringend noodzakelijk om goed zicht te krijgen op de aantasting van de luchtkwaliteit op hyperlokaal niveau. Vanzelfsprekend is voor dergelijk onderzoek een professionele nulmeting (schone lucht) én de medewerking van inwoners een voorwaarde..

6. Verlaag de klaagdrempel

Veel houtrookgedupeerden klagen nog altijd niet. Omdat ze geen ruzie willen met de buren. Of omdat ze murw zijn door de lankmoedige houding van de lokale overheid. In de praktijk blijkt hierdoor dat het aantal klachten dat de gemeenten bereikt relatief laag is. Maar schijn bedriegt hier: heel veel inwoners lijden in stilte. Gemeenten dienen houtrookgedupeerden actief op te roepen hun klachten te melden. Belangrijk is wel dat de klachten op heldere wijze geïnventariseerd worden en dus niet op één hoop worden geveegd met andere overlastklachten. Op deze wijze krijgt de lokale overheid beter zicht op de (omvang van de) problematiek. Klachten bieden bovendien handvatten om indringend gesprekken aan te gaan met gebleken notoire veroorzakers van houtrookoverlast..

7. Buurtbemiddeling is onvoldoende

De normale gang van zaken die gemeenten stookgedupeerden aanbevelen is: “Ga met je buren het gesprek aan.” Dit levert in veel gevallen geen soelaas op. Bovendien is dit voor een bewoner vrijwel een onmogelijkheid omdat steeds vaker sprake is van meer dan één overlastgever. Om deze reden zal ook buurtbemiddeling nu al weinig kunnen uitrichten. Het aantal stookbronnen neemt in ons land dagelijks toe met 100 tot 200. Een gesprek of bemiddeling tussen twee partijen is dus nauwelijks meer mogelijk.

Stokers hechten bovendien aan hun kachel en de lagere energierekening. Het adagium “We komen er samen wel uit” is, net als met roken op de werkplek en in de horeca, nauwelijks meer toepasbaar..

8. Richting een ontmoedigingsbeleid

Lokale overheden moeten inzetten op een ontmoedigingsbeleid. Een ontmoedigingsbeleid past binnen de huidige landelijke regelgeving en heeft een sterke symbolische werking omdat de boodschap “gevaar voor de gezondheid” wordt afgegeven. Houtrook bevat gifstoffen die bijdragen aan ziekten als kanker, hartfalen en (mogelijk) hersenaandoeningen. Houtstook is bovendien aantoonbaar niet CO2-neutraal (de groei van bomen kan de stook immers nooit ‘bijbenen’): schrap hout- en pelletstook dus uit uw duurzaamheidsbeleid en hieruit voortvloeiende subsidieregelingen. Bovendien is het duurzame karakter zeer dubieus als iets aantoonbare gezondheidsschade oplevert.

Bijkomend zijn de risico’s van (schoorsteen)brand levensgroot (wellicht ligt hier een taak voor de plaatselijke brandweer) en is in andere delen van de wereld sprake van overdadige kap van bomen voor zowel stookhout als pellets.

Gemeenten zouden daarbij bovendien moeten/kunnen kiezen voor een kritische houding ten opzichte van sterk vervuilende activiteiten als paasvuren en andere vreugdevuren zoals het verbranden van kerstbomen. Op zijn minst zou beleid moeten worden ontwikkeld om de groei van dit soort grootschalige vuren een halt toe te roepen en ze sterker te reguleren middels het vergunningenbeleid.

Fragment uit rapport PvdA Winterswijk: voorstel Ontmoedigingsbeleid. Ten overvloede zij vermeld dat dit beleid in de gemeente Winterswijk bij ontbreken van voldoende draagvlak níet is ingevoerd. Een andere suggestie: naar voorbeeld van de campagne Rookvrije Generatie, kunnen gemeenten zichzelf bombarderen tot Stop Stook Gemeente om een krachtig signaal af te geven..

9. Workshops en stooktips? Wijs op de gevaren!

Sommige gemeenten verstrekken stooktips of verzorgen zelfs workshops voor stokers. Dat kan opgevat worden als aanmoediging en sanctionering van stoken. Stooktips werken bovendien bevreemdend: lag het ooit op de weg van de lokale overheid om tips te verstrekken hoe je gezond een sigaret opsteekt? Nee toch? Doelmatiger dan het verstrekken van tips is een lokaal communicatiebeleid, waarbij de gevaren voor de gezondheid en leefbaarheid centraal staan.

De lokale overheid werpt zich immers op allerlei fronten (sport, beweging, gezond eten, rookvrije generatie) op als hoeder van de volksgezondheid. Op gemeentepagina’s in weekbladen en via flyers en folders moet daarom de voorlichting over de schaduwzijden van houtstook centraal staan..

10. Gasloze woningen met houtstook?

In Nederland worden in de toekomst alleen nog nieuwbouwwoningen opgeleverd zonder aansluiting op het gasnet. Het verdient aanbeveling in de communicatie hierover de volgende voorbeeldtekst over te nemen: “Hoe duurzaam is een houtkachel, pelletkachel of biomassaketel? een houtkachel, pelletkachel of biomassaketel wordt gestookt met hout of houtpellets. Pelletkachels en biomassaketels zijn door hun hogere rendement schoner dan houtkachels, maar stoten meer fijnstof uit dan verwarming op gas of elektriciteit. Dit zorgt voor extra luchtvervuiling. Zeker bij weinig wind is het gebruik in woonwijken niet wenselijk. Bovendien is er lokaal onvoldoende hout beschikbaar om deze brandstof als duurzaam aan te merken. Deze kachels zijn hierdoor geen duurzame warmtebronnen.”

In enkele gemeenten worden nieuwbouwwoningen bovendien opgeleverd zonder rookafvoerkanaal voor haarden en kachels. In de praktijk geven woningkopers de bouwers dan soms alsnog de opdracht langs de buitenmuren een afvoerkanaal voor rookgassen te laten aanbrengen. Gemeenten moeten dit bij zowel de woningkopers als de ontwikkelaars en bouwers ten sterkste ontraden. Hierbij dient de lokale overheid zich bovendien het volgende te beseffen: waar in het verleden kachels/haarden af en toe werden gebruikt vanwege de sfeer, is nu steeds vaker sprake van 24-uurs hoofdverwarming.

Binnen de nieuwe Omgevingswet krijgen gemeenten de mogelijkheid ‘houtstookvrije gebieden’ aan te wijzen. Hoe dit beleid en de bijbehorende handhaving verder zal moeten worden vormgegeven, is nog onduidelijk. Bovendien: aangenomen mag worden dat dit beleid alleen geldt voor nieuw te bouwen woonwijken, terwijl de nood nu bij veel stookgedupeerden al groot is..

11. Speciale aandacht voor bedrijven

Bedrijven maken op steeds grotere schaal gebruik van hout- en pelletsgestookte installaties. Dit geldt in het bijzonder voor agrarische bedrijven. Ook in de horeca neemt het aantal hout- en zelfs kolengestookte (kook)installaties merkbaar toe. Zo zijn houtgestookte pizzaovens populair. Zeker in de bebouwde kom kan deze cumulatie leiden tot een onaanvaardbare aantasting van de luchtkwaliteit.

Daarnaast neemt stook in openlucht toe via bijna-industriële kleine biocentrales, barbecues, buitenovens, maar ook open sfeervuren. Via middenstands- en ondernemersverenigingen kan de gemeentelijke overheid bijdragen aan bewustwording bij het bedrijfsleven..

12. Géén beïnvloeding door kachelbranche

Leveranciers en producenten van stookbronnen zijn met hun lobbyuiterst actief in de richting van de overheid. Ze wijzen bij voorkeur op het belang van goed stoken, de zogenaamde Zwitserse methode, en de introductie van schonere kachels, zelfs zogenaamde ecokachels. Inmiddels zijn er brancheorganisaties die stookoverlast uiterst serieus lijken te nemen. Hun lobby is er echter vooral op gericht om meer duurdere nieuwe typen hout- en pelletkachels te verkopen.

Deze zogenaamde ecokachels kennen weliswaar een vollediger verbranding, maar produceren, mede hierdoor, relatief veel allerkleinste fijnstoffen ofwel PM0.1. PM0.1 wordt in de openbare ruimte nu slechts uiterst beperkt door metingen gemonitord – de grovere fijnstoffen PM10.0 en PM2.5 wèl. PM0.1 wordt wel een ‘sluipmoordenaar’ genoemd: deze ultrakleine fijnstoffen zijn geurloos en onzichtbaar, maar dringen wel via de bloedbaan diep het lichaam binnen, tot zelfs de hersenen.

In het algemeen is het niet aan te bevelen voor gemeenten met de kachelbranche afspraken te maken; de sector heeft zoals gezegd een direct commercieel belang. Schone stook bestaat niet, al wil de kachel- en houtbranche overheden graag anders doen geloven. Uit onderzoek blijkt dat zelfs de schoonste kachels van de nieuwe generatie hun directe omgeving nog sterk vervuilen, veel sterker dan bijvoorbeeld aardgas. Bovendien laat het stookproces van alle individuele thuisstokers zich moeilijk onder controle brengen; toezicht houden op wàt er wordt gestookt is in de praktijk ondoenlijk.

Maatregelen als de plaatsing van roetfilters of negatieve stookadviezen bij bepaalde weersomstandigheden bieden alle zeer beperkt soelaas en werken niet of nauwelijks meer bij een cumulatie van stokers in een buurt. Gemeenten dienen zich bij hun beleid primair te baseren op deugdelijk en onafhankelijk wetenschappelijk onderzoek, dat overigens in èn over ons land maar uiterst beperkt beschikbaar is..

13. Druk op Den Haag en VNG

Betere wetgeving over houtstook is noodzakelijk. Gemeenten, colleges en fracties kunnen druk uitoefenen op de VNG, het kabinet én de Tweede Kamer om sneller te komen tot nieuwe wetgeving die lokaal meer mogelijkheden biedt tot handhaving. Het Luchtfonds stelt zich op het standpunt dat particuliere en bedrijfsmatige houtstook, inclusief houtpellets, snoeihout en biomassa, verboden moet worden. Dit standpunt is ontleend aan het uitgangspunt van de Wereldgezondheidsorganisatie WHO dat de stook van kolen/hout in dichtbevolkte gebieden (zoals heel Nederland) onwenselijk is.

14. Communicatie en moties

De gemeente Alblasserdam wijst sinds 2018 op de gevaren en schaduwzijden van houtstook via deze advertentie. Alblasserdam voerde in 2021 bovendien metingen uit naar de luchtkwaliteit in woningen. De gemeente gaat inwoners actief vragen het stoken van hout te beperken. Een actief beleid van ontmoediging kan in gang worden gezet door motie en/of amendementen als deze in de gemeente Aalten in stemming te brengen.

In enkele gemeenten gaan de gedachten uit naar opkoopprogramma’s (Nijmegen) voor verouderde kachels. Vraag is of dit een taak is van lokale overheden; opnieuw lijkt het een sanctionering van mogelijkheden om ‘schoner te stoken’, terwijl een gezonde ondergrens voor stookvervuiling volgens wetenschappers niet bestaat. Beter is het om dit, zoals in België is gebeurd en ook bij tweedehands auto’s het geval is, over te laten aan de markt van verkopers van kachels.

Menig stookgedupeerde zal het als een onrecht ervaren als de buurman/buurvrouw indirect subsidie ontvangt om een nieuwe kachel te kopen, waarvan zeer de vraag is of die zorgt voor minder overlast en minder schade aan de gezondheid.

Tekst: Luchtfonds, Ubel Zuiderveld, foto: Shutterstock